Voorganger: Ds. D.H.J. Folkers

Jezus’ wonderen in Mattheüs 8 en 9 laten Zijn medelijden zien, Zijn macht en Zijn Messiaanse ambt. Hij heeft mededogen met de nooddruftigen en behoeftigen, Zijn macht strekt zich uit over de natuurlijke en bovennatuurlijke wereld (demonen!), en als Messias, als Zoon van David, de Spruit van David, de Wortel van Isaï, geneest Hij bijv de twee blinden, die Hem als zodanig aanroepen

God is goed, Algoed, Hij geeft het beste. Hij is de Bron en de Fontein van alle goedheid. Dat is zichtbaar in de schepping, en in de herschepping, de verlossing. Maar Zijn goedheid wordt vaak betwijfeld, wat al begon in het paradijs. Heeft God met mij wel het goede voor? Het kan een worsteling zijn, om vast te houden aan Gods goedheid, als wij in verzoekingen vallen. Maar van het gif van satan, maakt God medicijn (Calvijn)

Jezus’ wonderen in Mattheüs 8 en 9 laten Zijn medelijden zien, Zijn macht en Zijn Messiaanse ambt. Hij heeft mededogen met de nooddruftigen en behoeftigen, Zijn macht strekt zich uit over de natuurlijke en bovennatuurlijke wereld (demonen!), en als Messias, als Zoon van David, de Spruit van David, de Wortel van Isaï, geneest Hij bijv de twee blinden, die Hem als zodanig aanroepen

Thema is: de alwetendheid van God. Dat is in de eerste plaats persoonlijk: Hij kent en doorgrondt mij. Het is ook een echo van de Schepping: God wist van mij af nog voordat ik werd geschapen. Zijn alwetendheid is een onbegrijpelijk wonder, waar ons verstand niet bij kan. Maar ook een geweldige troost, want mijn wegen, ook de onbegrijpelijke, zijn bij Hem bekend Hij weet ervan en alles ervan

Jezus is Koning. Dit is reeds voorzegd in het O.T. door de profeten, en met vele andere teksten. Zijn gang door dit leven was die van een koning, al was Zijn Koninkrijk niet van deze wereld, maar wel weerspiegeld in de beschrijving van Deut.17. En Hij is als Koning gekroond, na Zijn Hemelvaart, en regeert nu als Koning, en eens zal Hij al Zijn vijanden voor eeuwig vertreden

De identiteit van de gelovigen in Efeze was eertijds: dood in de zonden. Weliswaar levend, maar toch niet voor en met Christus. Met de dood zou alles voorbij zijn. Maar ze hadden een nieuwe identiteit gekregen: opgestaan met Christus in een nieuw leven. Het eeuwige leven vangt nu reeds aan, met hun bekering. Opgewekt met Christus en nu in de hemel gezet. Zij waren zalig gemaakt, maar dat was niet hun verdienste, het geloof is een genadegave van God. Het waren ook niet hun werken, want God zou hun de werken geven, opdat niemand zou roemen in zichzelf

De lezers van Johannes bevonden zich in dezelfde situatie als Thomas, die Jezus niet gezien had en daarom niet geloven kon. Niet zien, maar toch geloven, is dat mogelijk? De tijdgenoten van Jezus hadden Hem gezien en/of gehoord en ze geloofden. Nu breekt er echter een nieuwe tijd aan: niet zien en toch geloven. In deze tijd leven ook wij. Nu is het geloof uit het gehoor, en net zoals toen is de plaats waar we Jezus zien, de gemeentebijeenkomsten

Jezus’ heerlijkheid schittert in Zijn arrestatie. In de hof Getsémané overwon Hij waar Adam in de hof van Eden verloor. Hij treedt de vijand tegemoet met de vraag: wie zoekt u? Waarop Hij antwoordt: ‘Ego eimi’ IK BEN! Hij laat zien dat Hij Zich vrijwillig overgeeft, terwijl zoëven nog Zijn macht blijkt. Hij laat de Zijnen gaan, om alleen de drinkbeker van het lijden te drinken, Zijn Vader tot in de dood gehoorzamend

Petrus heeft veel onderwijs van Jezus gehad ‘m.b.t. Zijn lijden en sterven. Hij heeft dat niet ter harte genomen, heeft het zelfs met klem tegengesproken. Zelfs na de voetwassing had hij nog de les van het nieuwe gebod niet ten volle begrepen. De waarschuwing van Jezus dat de haan zou kraaien, na zijn verloochening, sloeg hij ook in de wind. De trots van de haan weerspiegelt de trots van Petrus, die pas na zijn verloochening gebroken werd