Bijbelboek: Kolossenzen

Paulus roept de Kolossenzen en ons op, om de dingen te bedenken die Boven zijn. We zijn immers ‘gestorven’ aan de zonde, ‘gekruisigd’, ‘begraven’, we hebben een andere focus, namelijk Christus. We zijn immers met Hem opgestaan! Waar de wereld uit zicht is, daar moeten we ons leven vullen met de hemelse dingen. En niet de dingen bedenken die beneden zijn, waar onze schatten onderhevig zijn aan roest en mot, aan verderf of diefstal. ’t Oog omhoog, het hart naar Boven, hier beneden is het niet

Wat zoek je? Wat verlang je? Je verlangens laten je hart zien. Verlang je ernaar om met Christus opgewekt te zijn, om met Hem te leven? Naar de onzichtbare dingen die Boven zijn? Alleen dan worden we van onze zondige verlangens en gedachten verlost. Strijd tegen verkeerde gedachten kan alleen gewonnen worden als we met Christus opgewekt zijn. Waar je schat is daar zal ook je hart zijn!

Tien melaatsen riepen tot Jezus om Zijn ontferming. En wie zich tot Hem wendt, wordt nooit weggestuurd. Jezus zendt hen naar de priester, en terwijl zij weggaan, worden zij genezen van hun ziekte. Slechts één, een Samaritaan nog wel, keert terug om Jezus te danken. Maar waar zijn de negen anderen? Dankbaarheid is een kenmerk van het geloof. Wij dienen de dank aan God te brengen voor al Zijn goedheid

Wat bidt u als u voor iemand bidt? Paulus bad niet om gezondheid, of genezing, maar of de Kolossenzen de wil van God dieper mochten verstaan. Of zij mochten groeien, en vrucht zouden dragen. Dat zij in volharding zouden wandelen met en in de Heere. Bidt u zo weleens voor iemand?

De rechtvaardigmaking, Jezus’ goede werken die Hij deed vóór ons, vragen om goede werken dóór ons. Die zijn tekenen van een levend geloof. Geloof zonder goede werken is een dood geloof. De hier genoemde zonden tonen ons de oude mens, die we moeten afleggen. Maar door het doen van goede werken wordt het evenbeeld van Christus in ons zichtbaar

Wij worden gemaand om de dingen te zoeken die Boven zijn. Want Christus is daar, en wij willen toch bij Hem zijn, die we liefhebben? Wij zijn toch ook met Hem opgestaan? Onze blik is op Hem gericht. En eenmaal zal Hij verschijnen in heerlijkheid, en zullen ook wij verheerlijkt worden.